Wielerexpress 2006 - Henk Lubberding en de schoenen van Peter Post
Wielerexpress
Wielerexpress 2006 - Henk Lubberding en de schoenen van Peter Post

Er zijn renners met een betrekkelijk korte carrière en toch een behoorlijke palmares en er zijn renners met een lange carrière, waarin ‘slechts’ enkele grote overwinningen zijn te noteren. Tot de laatste categorie behoort Henk Lubberding (52). Hij won in 1980 Gent –Wevelgem, wist drie Touretappes te winnen en behaalde etappezeges in diverse andere rittenkoersen en talrijke ereplaatsen in de grote klassiekers. In totaal behaalde hij negenenvijftig overwinningen. Op zich een erelijst waarop menigeen jaloers kan zijn, maar Henk Lubberding leek – volgens kenners zoals Anquetil – na zijn Tourdebuut in 1977 voorbestemd om ooit de Tour te winnen. Dat is er nooit van gekomen, hoewel een achtste en tweemaal een tiende plek in het eindklassement natuurlijk mooie prestaties zijn.
De kracht van Henk Lubberding was echter dat hij andere renners beter kon laten fietsen. Dat is een talent, waarover maar weinig renners beschikken en om die reden behoort hij vanaf 1977 eveneens tot de Groten uit de historische Raleighperiode, die duurde van 1973 tot en met 1983 en waarin de ploeg van Peter Post het mondiale wielrennen beheerste. Mede door Henk Lubberding konden Jan Raas, Gerrie Knetemann en Hennie Kuiper deze periode met gouden letters in het geschiedenisboek van het cyclisme bijschrijven.
De profperiode van Henk duurde van 1977 tot en met 1992 en deze zestien jaar reed hij onder het bewind en gezag van Peter Post. Hij maakte al het lief en leed mee en dat heeft hem – naar hij zegt – geestelijk verrijkt en gelouterd, waardoor hij de mens is geworden die hij nu is.
We blikken op de boerderij van Henk terug op zijn wielerperiode en daarbij komen talloze onderwerpen aan bod, zoals het regime Post, zijn eigen voedingsleer, de controverse Post – Raas, zijn stressperiode en de steun van haptonoom Ted Troost, de onderlinge haat-liefde verhouding tussen de vedetten uit die tijd, de neergang van de Raleighperiode, zijn mislukte huwelijk en het leven na het wielrennen.
We spreken met een gepassioneerd en gedreven mens die aanvankelijk na zijn wielerloopbaan als boer zijn levensjaren zou slijten, maar die voor een andere arbeidzame levensweg koos en daar inmiddels op zijn eigen manier een bijzondere invulling aan heeft gegeven.
Tijdens het gesprek komen we tot een aantal verrassende en onthutsende ontboezemingen.

Bezoek op de boerderij in Voorst

Als we Henk benaderen voor een gesprek, stelt hij voor om dat te doen in het Velodrome van Amsterdam, omdat hij daar toevallig aanwezig is op 18 december. Dat lijkt ons niet de geschikte locatie en om die reden rijden we een week later naar Voorst, een plaatsje even voorbij Apeldoorn. We zijn hierdoor niet aan een bepaald tijdspad gebonden wat betreft het interview en daarnaast speelt mee dat de ambiance eveneens bepalend is met betrekking tot de sfeer voor een goed gesprek. Onze voorgevoelens zijn juist, want het onderhoud zou veel meer tijd in beslag nemen dan aanvankelijk was gepland.
Corina, de vrouw van Henk, had het vooraf goed uitgelegd: ‘Als je Voorst binnenkomt, zie je aan de linkerkant een supermarkt en aan de rechterkant een grote boom en die weg sla je in en over het spoor houd je rechts aan en de eerste grote boerderij is de finishplaats’.

De boerderij blijkt van een ongekende schoonheid te zijn.
Zij beslaat een oppervlakte van ongeveer 20 x 20 meter en is bijzonder karakteristiek. Op de brede voorgevel staat het jaartal 1838. Echter, het woon- en middengedeelte dateren uit 1546 en zijn dus al ruim vier eeuwen oud. De boerderij is voorzien van een mooi rieten dak en bijzonder goed onderhouden. Het gesneden voegwerk is grotendeels vernieuwd en alles staat goed in de verf. De ramen zijn voorzien van prachtige, groen geschilderde luiken.
We lopen achterom over een goed ‘rollend’ grindpad en opvallend in de achtertuin is een driehonderd jaar oude groene beuk met een rond gevormd bladerdak. De achterdeur is dicht en we lopen naar de deur in de zijgevel, waar Henk ons opwacht. Frappant is dat hij de argeloze bezoeker verzoekt om zijn schoenen uit te doen, terwijl die er toch echt schoon en goed gepoetst uitzien. Henk zelf heeft slippers aan en wij lopen op onze sokken naar binnen. De boerderij is zoals een monumentale boerderij behoort te zijn en ademt een weldadige rust uit. De kleuren van het interieur zijn mooi diep rood, groen of geel en we beseffen dat hier generaties zijn geboren, opgegroeid, grootgebracht en overleden. Lief en leed hebben zich hier afgespeeld. De eeuwenoude grandeur is nog steeds aanwezig, hoewel de praktische uitoefening van het boerenbedrijf al jarenlang niet meer aan de orde is. Henk heeft op deze boerderij van moeders kant zijn jeugd doorgebracht en is na het beëindigen van zijn loopbaan op dit ouderlijke nest teruggekeerd.

Hij geeft ons een rondleiding door de boerderij en we komen zelfs in de ‘onderaardse gewelven’, bekijken en besnuffelen elders de nog aanwezige bedsteden, zien prachtige oude kasten schijnbaar achteloos in een vertrek staan en bewonderen de gigantische plafondbalken en het uit boomstammen opgebouwde ‘schuurframe’ van het voorste gedeelte. Het restaureren en weer in oude staat terugbrengen van bepaalde ornamenten doet Henk grotendeels zelf.
De reuk van koemest is verdwenen, maar de eeuwige geur van de historie is alom aanwezig. Het grootste gedeelte van het grasland, waarop vroeger ongeveer zestig melkkoeien graasden, is verkocht en er rest nog ongeveer tweeënhalve hectare, waarop pony’s van onderhuurders lopen. Henk kent grotendeels de historie van de boerderij en zegt: ‘Als men vroeger een boerderij ging bouwen, begon men met het aanslaan van een waterput met goed drinkwater, want bij die plek moest de deur komen, zodat men niet te ver met de wateremmers hoefde te lopen’.
Hij wijst naar een plek waar ooit een waterput was aangelegd en merkt op dat hij die traditie weer in ere wil herstellen.

Als hij schertsend zegt: ‘Ik wist overigens niet dat een Amsterdammer geïnteresseerd is in oude boerderijen’, maken wij hem er subtiel, maar heel nadrukkelijk op attent het niet als een compliment op te vatten om als een Mokumer (hiertoe behoort overigens niet iedere inwoner van Amsterdam) te worden gekwalificeerd, maar dat we geboren, opgegroeid en woonachtig zijn in de Haarlemmermeerpolder en tijdens het pedaleren steeds weer gefascineerd worden door de uitgestrektheid van de polder en de schoonheid van de boerderijen.

Na deze uitleg gaan we aan tafel in de huiskamer zitten en tijdens het verdere verloop van de dag zijn onder andere een prachtige oude klok en een fraaie potkachel onze metgezellen.

Een fascinerend gesprek volgt in de daarop volgende uren, waarbij Henk bijzonder gedreven vertelt over al zijn belevenissen tijdens zijn zestien wielerjaren bij Peter Post, maar ook vertelt over zijn leven na zijn wielerjaren...

Wielerexpress 2006 - Henk Lubberding en de schoenen van Peter Post

Lees verder van blz. 128 tot en met blz. 143 in Wielerexpress 2006.