De licentiecategorie Masters, ofwel veteranen, neemt een steeds grotere plaats in binnen het ledenbestand van de KNWU. Die categorie kent zelfs een onderscheid bij de diverse wedstrijden tussen 40+, 50+ en 60+ en het wachten is op een indeling tot 100+. Voor de leeftijdsgroep 50+ en 60+ bestaat zelfs een eigen Belangenvereniging. Het enthousiasme en fanatisme in deze groepering is aandoenlijk, maar die tomeloze gedrevenheid kan soms tot bizarre situaties leiden, zoals uit het volgende relaas blijkt.
De categorie veteranen 50+ en 60+ kent een eigen landelijke competitie, bestaande uit wedstrijden in alle uithoeken van het land. Zelf beperk ik mij (63) tot enkele regionale wedstrijdjes en fiets daarnaast de wekelijkse clubwedstrijden in de regio, waarbij een aparte klassering is voor de 50+ ers. Het laden van de fiets in de auto en het rijden naar verre oorden voor een koersje heb ik allemaal in vroeger jaren intens beleefd. Aan ieder sportief presteren komt echter een eind en om die reden betitel ik de renners in de genoemde categorieën wel eens als Terminalen , wat niet door iedereen wordt gewaardeerd.
Ik respecteer een ieders inzet en fanatisme, maar vind het opmerkelijk dat het veteranenpeloton – in welke leeftijdscategorie dan ook – hoofdzakelijk bestaat uit renners die het ‘vroeger allemaal hebben laten liggen’ en nu, door een soms hilarisch aandoende serieuze levenswijze, de verloren jaren alsnog proberen in te halen. Dat is een ieder zijn goed recht en ook zal iedereen daar zijn eigen redenen voor hebben en dat respecteer ik. Zelf heb ik al vanaf mijn zestiende jaar een KNWU-licentie, dit jaar dus voor de 47ste maal en kan mezelf dus niets verwijten, of hoef me niet meer te bewijzen op welk niveau dan ook. Dadendrang heeft al jaren geleden plaatsgemaakt voor fietsplezier. Het merendeel van het veteranenpeloton heeft, zoals iedere wielrenner dat hoort te hebben, nog altijd de illusie - ook ik soms, laat ik daar eerlijk in zijn - het volgende seizoen beter te gaan rijden, maar voor een veteraan staat één ding vast: hij gaat alleen maar slechter rijden en nooit beter.
Dat is het lot van het ouder worden.
Tim Krabbé was ooit een redelijk (niet meer en niet minder) amateur, die vooral zijn plan goed kon trekken in zware ritten buiten de landsgrenzen. In zijn boek De Renner beschrijft hij dit op weergaloze wijze. Later reed hij jaren met goede resultaten bij de toenmalige categorie Liefhebbers en verdween daarna van het wielertoneel. Een paar geleden kwam ik Tim, die inmiddels ruim twintig kilo zwaarder was geworden, tegen en vroeg hem, waarom hij de afgelopen vijfentwintig jaar niet lekker was blijven fietsen op bijvoorbeeld clubniveau.
Hij haalde toen bij wijze van antwoord zijn schouders op. Weer een jaar later ontmoette ik hem als toeschouwer bij de clubritten op Sloten. Ik ‘waarschuwde’ hem, dat dit een signaal was dat de wielerbacil weer bezig was bezit van hem te nemen. Hij bestreed dat, maar het jaar erop stond hij scherp afgetraind als zestigjarige aan de start. Tim (63) is het prototype van mijn voorgaande, enigszins karikaturale, beschrijving van veel andere 50 of 60+ ers en daar is niets verkeerd mee, maar opvallend is wel dat veel spijtoptanten deel uit maken van de categorie Terminalen. Tim rijdt zelfs in menig wedstrijdprogramma eerst zijn ritje bij de 50+ers, om daarna aan de start te staan bij de 60+ers.
Hoezo, verloren jaren proberen in te halen?
Wielervereniging HSV de Kampioen organiseert jaarlijks een aantal wedstrijden voor 50+ers en 60+ers. Op zondag 3 september 2006 is er een wedstrijd om de Frans Kok Bokaal en Tim en mijn persoon maken deel uit van een behoorlijk peloton. In de finale, ja er worden heuse finales gereden, tel ik nog tweeëntwintig renners. In de laatste ronde is het een geharrewar naar de altijd strategische ‘laatste bocht voor de finish’. Ik bemoei me nooit met dit gedoe en rijd met een dan reeds voldaan gevoel – daarbij denkend aan mijn biertje na afloop – in de slipstream van de staart van het peloton. Heel even overweeg ik nog om me toch in het gewoel van de beperkte groep te mengen, want binnen de eerste twintig rijden betekent ‘in de uitslag staan’ en dan krijg je na afloop een envelop met inhoud en als secretaris van HSV de Kampioen heb ik zelf de enveloppen verzorgd. Ik besluit echter – mijn beperkte sprintcapaciteiten kennende – om me uit te laten bollen. De herinnering aan de dag ervoor speelt daarbij door mijn hoofd. Ik reed toen een clubwedstrijd op Sloten, waarbij een peloton van honderdvijftig renners aan de start stond. Tijdens de wedstrijd ontstond een lichte valpartij die ik met een snelle stuurmanoeuvre kon ontwijken, maar waarbij ik Tim in de brandnetels zag duiken. Na afloop ‘sierden’ bulten en schrammen zijn bonkige (overigens geschoren) benen.
Terug naar de wedstrijd van zondag 3 september.
Het peloton gaat de laatste bocht door en ik zie dat één renner in de kant, dus naast het wegdek, raakt en daarna probeert om weer de weg op te rijden. Dat lukt niet en hij valt. Tim Krabbé fietst achter hem en rijdt in volle snelheid op de gevallen renner in. De fiets van Tim kiest vervolgens het luchtruim en komt op mij af vliegen en ik kan het obstakel ternauwernood ontwijken. Adrenaline giert door mijn lijf. Ik zie dat Tim met zijn schouder op het wegdek stuikt, waarbij het shirt van zijn lijf wordt gereten. Denkbeeldig hoor ik zijn botten kraken en daarna schuift hij nog met zijn gezicht over het wegdek en zie ik bloed vloeien uit een half weggescheurde wenkbrauw. Dat alles gebeurt in amper één seconde, maar binnen die ene seconde realiseer ik me dat ik vandaag prijs heb gereden en er een envelop voor mij klaar ligt. Schaamte neemt bij het besef van deze overheersende gedachte in mijn wielerbrein bezit van mij en ik vraag me af, of ook ik gek aan het worden ben?
Als ik de finishstreep ben gepasseerd, keer ik om en ga naar Tim kijken. Hij blijkt een verbrijzeld sleutelbeen en wellicht een gebroken schouderblad opgelopen te hebben. Zijn bloedende wenkbrauw hangt erbij. Tim wordt naar het ziekenhuis afgevoerd en ik neem na afloop mijn envelop met daarin vijf euro in ontvangst. Als ik een biertje bestel, maak ik niet de envelop open, maar prik die thuis later ongeopend met een punaise boven mijn bureau aan de zolderbalk.
Er is niemand die zo mooi en met zulk een analytische diepgang over wielrennen kan schrijven als Tim. Ieder wielerblad heeft zijn eigen columnisten en maar zelden kan een geschreven column mij boeien. Jammer dat er zo weinig van Tim Krabbé te lezen is, maar dat zal wel met een ‘prijskaartje’ (envelop?) te maken hebben.
Ik neem later namens de vereniging contact op met Tim en er wordt hem een ‘blijk van medeleven’ bezorgd. Ik doe daar een briefje bij en vertel daarin over ‘mijn envelop’. De reactie van Tim is vermakelijk en veelzeggend:
Een paar maanden geleden zat ik in een tweemans ontsnapping met een van onze sterkste 60pluscoureurs. De voorafgaande wedstrijd was hij afgestapt, ‘omdat mijn hart ineens raar begon te doen’, zoals hij zei. En nu dacht ik: ‘Laat dat hart het nu niet begeven, want in m’n eentje red ik het niet.’ Kortom, nog gefeliciteerd met je prijs. Zo werkt het wielerbrein inderdaad. Toen ik in het ziekenhuis weer een beetje bijkwam, had ik vooral de pest in over de gemiste toptien klassering in die wedstrijd, het verlies van mijn mooie tweede (zelfs van de derde, rekende ik snel uit) plaats in het eindklassement en het missen van nog zeker zeven mooie koersen van het seizoenslot. Natuurlijk zat ik na tien dagen tegen het chirurgenadvies in alweer op de fiets – m’n stadsfiets, want met één hand sturend en m’n andere arm in een mitella durf ik nog niet op een fiets met handremmen te rijden. Maar ik rijd m’n gewone rondjes, neem de tijden op, probeer het record van de vorige dag te verbeteren en bereken de gemiddelden. 271/2 km/u op een 25 kg. zware fiets, met beugelslot bungelend aan het stuur. Niet slecht, toch?
Lees verder van blz. 116 tot en met blz. 118 in Wielerexpress 2007.
Woont joop in frankrijk of nederland.
Ook ben k er een paar jaar geleden achter gekomen dat deze man hoogst waarschijnlijk verre familie van me is.
I ❤ zoetemelk :)
Groetes
Ashley zoetemelk uit Gouda (28-07-14)